Ha Sevilla, gij schone stad in ’t Zuiden van Spanje. Wat ben je lekker warm (31°C in april), kleurrijk en niet vies van wat contrast. Vier dagen waren we op bezoek. Meer dan genoeg om een berg indrukken op te doen en véél tapas te eten.
Semana Santa / Heilige Week
Wat we pas een week voor vertrek beseften, was dat we in de stad zouden zijn gedurende de Semana Santa oftewel de Heilige Week (voor Pasen). We kregen uit meerdere hoeken te horen dat dit een hoop extra volk op de been brengt, maar verder wisten we van niks. Onze boeking veranderen was het laatste wat we zouden doen en zodus arriveerden we in de stad op Palmzondag. Om een idee te geven van wat wij te zien kregen: bij een trouwfeest of andere feestelijke gelegenheid loopt iedereen er doorgaans netjes gekleed/gekostumeerd bij. Wel, tijdens de Heilige Week is elk individu in Sevilla zo uitgedost. Volwassenen, jongeren, kinderen, ’t maakt niet uit. Op uw paasbest zult gij zijn.
Maar waarom dan? Voor een hele hoop processies. De eerste startte dagelijks rond 12 uur ’s middags en de laatste eindigde een kot in de nacht (gemiddeld om half vier, en op Goede Vrijdag om zes uur ’s ochtends). In totaal vinden er de hele week meer dan zestig processies plaats. Mensen met pinnemutsen, kaarsen, klaroenen en gigantische ornamenten marcheren urenlang door de straten. En de kijkende mensenmassa errond blokkeert alles en iedereen die ze kruisen wil. Wat wij allemaal gezien en gehoord hebben daar: ge kunt het u niet inbeelden.
Wat we ook te weten kwamen is dat de Semana Santa gigantisch veel volk met zich mee brengt. De stad telt normaal 700.000 inwoners, gedurende de Heilige Week zijn er zo’n 1,4 miljoen mensen aanwezig. Het mag een wonder heten dat wij vlot een fatsoenlijk hotel vonden. De openingsuren van de aan religie gerelateerde bezienswaardigheden werden aangepast waardoor wij de kathedraal niet konden bezoeken. De festiviteiten zorgden eveneens voor veel wegblokkades. De laatste avond wouden wij eten in een restaurant op amper 1 km van ons hotel. Na een dik half uur door steegjes te dwalen en telkens vast te lopen, besloten we om dat toch maar niet te doen. Uiteindelijk aten we toen tapas bij La Bartola, wat ook méér dan de moeite was.
De sfeer van de Semana Santa gaan we nooit of te nimmer vergeten. En het bracht boeiende contrasten met zich mee. Hoe verlaten de stad rond tien uur ’s ochtends leek, des te drukker was ze ’s avonds. Niemand in ons gezelschap had ooit al zoiets meegemaakt, en waarschijnlijk blijft het hier ook bij. Of het een aanrader is om in deze periode te gaan, hangt er een beetje vanaf wat en hoeveel je gezien wil hebben in de stad 😉
Wat hebben we nog gedaan?
Door de dag kon je wel vrij vlot doorheen de stad manoeuvreren. In Sevilla is quasi alles te voet te doen. Dat ging wel van een dag met 14.000 stappen tot één met 20.000 stappen (voeten -> dood). Op z’n warmst was het 33°C maar dankzij het vrij droge klimaat was dat dik oké. De bewoners van de stad liepen er trouwens nog zeer aangekleed bij. Wat wil je, als het in de zomer meer dan 45 graden wordt, is 33 graden heus niet zo warm.
We lieten ons doorheen de vier dagen vooral leiden door onze neus en een boekje (aanrader!) met kaarten. Als je niet goed weet waarheen, loop je zonder kaart al gauw rondjes. Het contrast in de architectuur zat hem enorm in de open en geslotenheid. Sevilla barst van de smalle en schaduwrijke steegjes (geen enkele auto zonder krassen of deuken gezien, zotten) die plots kunnen uitmonden in grootste pleinen. Veel gezellige pleintjes wel, met fonteinen allerhande.
De stad staat verder vooral bekend om z’n stierengevechten en tapas. Met die eerste zouden we niet direct iets doen, tot we plots aan de ingang van het Plaza de Toros stonden. We besloten om de gegidste tour te volgen (zonder kom je er niet in) en dat was best de moeite waard. Geen dieren gezien, wel een piekfijn onderhouden arena. Het was een week voor de start van het seizoen, dat verklaarde wat. Wat verderop, ook aan het water, kan je de Torre del Oro vinden. Deze was toen wij er waren gratis toegankelijk. Geen extreem hoge toren, maar wel voldoende voor een mooi uitzicht.
Waar wij op voorhand tickets voor hebben gekocht, is het Real Alcázar. Dit koninklijk paleis werd ons vanuit meerdere hoeken aangeraden om te bezoeken.Wij bezochten het om half elf ’s ochtends, wat ervoor zorgt dat het nog niet al te warm was om in de zon te lopen. En of het de moeite was. Je kan er gemakkelijk uren in rondstruinen en dan heb je nog niet elke hoek gezien. Mooie mediterrane architectuur gaat er hand in hand met Moorse stijlen. Zeker doen als je in Sevilla bent, én tickets online kopen (de rij ‘sin reserva’ was laaaaang!).
Heel lekker gegeten!
Voorts hebben we rondgestruind, geshopt en nog een aantal bezienswaardigheden meegepikt die we tegen kwamen. En gegeten! Dat kan je prima in de stad, maar uiteraard op Spaanse uren (lunch na 14 uur, diner na 20 uur). Dat ben je snel gewend, al was in mijn geval een vieruurtje (un helado por favor) altijd een strak plan.
We aten één keer aziatisch bij Takumi, één keer Italiaans bij L’Oca Giuliva en verder tapas bij onder andere El Pasaje en La Bartola. Allemaal om te lekkerder. Koffie drinken deden we dan weer bij Virgin Coffee (kleinste koffiezaak OOIT) en Torch Coffee. Beiden ook zwaar de moeite. Eten is overigens niet duur in deze stad, voor vijf personen waren we nooit meer dan 85€ voor een maaltijd kwijt, soms zelfs met een volledige fles wijn bij.
Conclusie
In het voor- of najaar zoek naar een toffe citytrip voor een verlengd weekendje weg? Dan is Sevilla een goed idee. Er valt veel te beleven en te bezichtigen, lekker te eten en goede koffie te slurpen. En meer moet dat niet zijn.
Een deel van de fotocredits in deze post gaat naar mijn vader, bezoek zeker ook zijn blog Wheels & Things een keertje!